De kern van het montessorionderwijs wordt meestal samengevat in de uitspraak: “leer mij het zelf te doen”.
Op onze montessorischool willen wij een optimaal leef- en werkklimaat scheppen binnen een kindvriendelijke, veilige en geordende omgeving. Een omgeving waarin kinderen uitgedaagd worden om veel te leren en dat vooral sámen te doen.
Kinderen doen niet alleen kennis en vaardigheden op, maar leren ook omgaan met elkaar, samenwerken, verantwoordelijkheid dragen, gevoelens te uiten en een zelfstandige taakgerichte werkhouding te ontwikkelen.
Elke vorm van sturing vanuit de omgeving dient uiteindelijk gericht te zijn op zelfsturing vanuit het kind.
Kinderen willen zich graag ontwikkelen en daarin zelf een actieve rol spelen. Vandaar dat we kinderen de ruimte geven om zelf actief te zijn en eigen initiatief te ontplooien. Ieder kind ontwikkelt zich op zijn of haar eigen wijze. Respect voor die eigen ontwikkeling staat bij ons centraal.
Daarom sluiten wij in ons onderwijs, zoveel als mogelijk is, aan bij de individuele ontwikkeling van kinderen. Uiteindelijk gaat het ons erom dat kinderen op alle terreinen optimaal ontwikkelen. Wij streven ernaar dat ouders daarbij betrokken zijn en een actieve rol in de school vervullen.
Het onderwijs op onze school is gebaseerd op de ideeën van de Italiaanse onderwijshervormer Dr. Maria Montessori. Haar visie op de ontwikkeling van kinderen vormt het fundament voor de wijze waarop het onderwijs is ingericht.
Deze visie blijkt ook nu nog verrassend actueel en sluit goed aan bij nieuwe ontwikkelingen in het basisonderwijs. Denk bijvoorbeeld aan de tendens tot individualisering via een continue en ononderbroken ontwikkelingsgang en aan het streven naar adaptief onderwijs.
Dit is onderwijs dat aansluit bij de basisbehoefte van elk kind (competentie, autonomie en relatie). Daarnaast zijn er duidelijke raakvlakken met het nieuwe leren en ervaringsgericht onderwijs.
De groepsleerkracht loopt rond in de groep en stimuleert de kinderen om een werkje te kiezen. Een kind krijgt de vrijheid om het werkje te kiezen aansluitend bij zijn/haar belevingswereld en niveau.
De groepsleerkracht geeft, indien nodig, een lesje behorend bij het werkje. De zelfstandigheid van een kind wordt door deze manier van begeleiden bevorderd en verder ontwikkeld. Het montessorimateriaal heeft een belangrijke plaats in de groep.
Dit ontwikkelingsmateriaal is door Maria Montessori zelf ontworpen. Het materiaal staat zo opgesteld in de groep dat het de kinderen uitdaagt en stimuleert het te pakken. Dit noemen we de voorbereide omgeving.
Kinderen leren eerst concreet met het materiaal te werken en kunnen, na het handelend bezig zijn en na inoefening, gemakkelijker overstappen naar het werken op abstract niveau.
Door het werken met dit materiaal kunnen bepaalde begrippen al op jonge leeftijd worden aangeleerd. Het materiaal is zelfcorrigerend en nodigt uit om verder te gaan.
De groepsleerkracht leert een kind door observatie goed kennen, stimuleert de kinderen en voorziet in hun behoeften. De kinderen worden ook gestimuleerd om door te zetten en hogere eisen aan zichzelf te stellen. De groepsleerkracht heeft hierin een belangrijke begeleidende en stimulerende taak.
De uitspraak “Help mij het zelf te doen” geeft precies de taak van een groepsleerkracht aan. Een groot gedeelte van de dag werken de kinderen individueel of in groepjes. De kinderen helpen elkaar met hun werk. Doordat er gewerkt wordt in combinatiegroepen van 3 leerjaren schuift ieder kind op van geholpen worden naar zelf kunnen en anderen helpen.
Maria Montessori leefde van 1870 tot 1952. Zij studeerde medicijnen, pedagogiek en antropologie. Montessori was de eerste vrouwelijke arts in Italië. In 1904 werd Maria Montessori benoemd tot hoogleraar Antropologie aan de universiteit van Rome. In 1907 kreeg ze de kans om haar ideeën toe te passen op een reguliere school, de Casa dei Bambini (huis der kinderen). Montessori legde zich verder toe op het ontwikkelen van materiaal en nauwkeurige observaties. De school groeide uit tot een werkplaats waar de kinderen en zijzelf veel leerden.
De resultaten waren zo indrukwekkend dat het Casa dei Bambini de belangstelling trok van vele opvoeders uit tal van landen. Vanaf 1909 publiceerde Maria Montessori en gaf ze cursussen over haar methode, visie en uitgangspunten.
Ze hield ook lezingen in het buitenland. Dit droeg bij aan de verdere verspreiding van het montessorionderwijs over de hele wereld.
Maria Montessori ging ervan uit, dat een kind van nature actief, leergierig en nieuwsgierig is. Het wil zijn omgeving graag leren kennen. De ontwikkeling van een kind staat in voortdurende wisselwerking met die omgeving.
Volgens Maria Montessori verloopt de ontwikkeling van het kind volgens een vast en biologisch patroon. Het kruipt eerst voor het loopt, het brabbelt eerst voor het spreekt. De taak van de opvoeder is deze wetmatige ontwikkeling te begeleiden.
Ieder kind is een individu met een eigen aanleg en een eigen karakter met als gevolg, dat ieder kind de verschillende fasen van de ontwikkeling in eigen tempo doorloopt. Kinderen verschillen wezenlijk van volwassenen.
Kinderen hebben hun eigen behoeften en activiteiten. Kenmerkend daarvoor is wat Maria Montessori ‘de gevoelige periode’ noemt. Kinderen hebben in deze perioden een grote ontvankelijkheid voor speciale onderwerpen of activiteiten.
In deze gevoelige periode kan een kind een maximum aan aandacht en inspanning opbrengen om bepaalde vaardigheden te leren. Wat een kind moeiteloos leert tijdens een gevoelige periode, kost in een andere ontwikkelingsfase vaak veel moeite en inspanning.